De legende

Jozef van Arimathea zou, reeds ten tijde van Jezus Christus, handelscontacten gehad hebben met Cornwall, vanwaar hij tin importeerde in Palestina.
Na de dood van Christus zou hij, met een aantal getrouwen, geëmigreerd zijn naar Glastonbury in Engeland, waar hij een kerk bouwde. Hieruit zou een christendom zijn ontstaan, met een eigen structuur.
Abten, rondtrekkende bisschoppen en pastoors vormden een Keltisch monnikendom dat in de vroege Middeleeuwen grotendeels zonder doorlopende contacten met de Romeinse Stoel de gelovigen op de eilanden van de sacramenten bediende.
De Keltische monniken namen de tonsuur van de vroegere Keltische druïden over. Hierbij werd de voorkant van het haar van oor tot oor kaalgeschoren, terwijl de haren op het achterhoofd lang werden gelaten.