Kelten in de Lage Landen

Keltische woorden in het Nederlands:

Hoewel het Nederlands grotendeels op het Germaans is terug te voeren zijn er nog wel een paar Keltische woorden in aan te treffen, bijvoorbeeld ambt, ambacht, kar en gijzel-. Ook de namen van metalen zoals ijzer en lood zijn waarschijnlijk op de Kelten -die als smeden beroemd waren- terug te voeren. Ook duin, lei(steen), bok, eed, erf(genaam) en kade.
Een budget was oorspronkelijk een ‘zak’. Plaatsnamen op -ik, -rijk (Doornik, Kortrijk, Kamerijk) komen van Keltisch -acum en hetzelfde geldt voor -dunum als in Lugdunum (Fort van Lugh). Ook woorden als broek (uit bracca; de Romeinen spraken spottend over Gallia bracata), mouton en Ardennen (godin Arduenna) zijn van Keltische oorsprong. Via het Frans kwamen ook woorden als baret, bek, broche, bruusk, changeren, crème, graveel, lans, mijn (als ertsader), saai, tronie (alle uit het Gallisch). Uit het Bretons erfden we woorden als: menhir, bijou, dolmen (letterlijk ‘tafelsteen’), harnas.


Uit het Schots Gaelisch komen woorden als klok, clan, cairn (steenstapel), plaid, slogan (letterlijk: ‘oorlogskreet’). Uit het Iers: brogue (schoentype), whiskey, uit het Welsh: corgi (lett. ‘dwerghond’), cromlech (lett. ‘kromme steen’), flanel, pinguïn.
Volgens de Belgische taalkundige Maurits Gysseling zou in de Lage Landen oorspronkelijk een aparte Indo-Europese taal zijn gesproken, die hij ‘Belgisch’ noemde. Namen van steden als Doornik, Namen, Dinant, Luik en ook Ardennen zouden echter Keltisch zijn. Er zou ook een aristocratie vanuit Duitsland zijn geleverd, wat tot een zekere germanisering leidde.
In de Provincie Zeeland zijn vroeg christelijke Keltische altaren en tempels ontdekt in Domburg en Colijnsplaat zoals de Nehalenia tempel.